Papiersoorten
 

Glossary Item Box

In WinTree is een groot aantal papiersoorten vooraf gedefinieerd. Behalve het standaard papiersoort A4 (staand en liggend) zijn een groot aantal papiersoorten voor het afdrukken van etiketten aanwezig. Standaard zijn alle documenten die in WinTree beschikbaar zijn aan de juiste papiersoorten gekoppeld. Indien een afwijkende papiersoort moet worden gebruikt, bijvoorbeeld bij het gebruik van voorbedrukt briefpapier met afwijkende marges of etiketten kan een nieuw papiersoort worden ingesteld.  

 

De papiersoorten zijn beschikbaar via het menu Bestand --> Papiersoorten. Iedere papiersoort wordt in de lijst getoond. Nummer 1, A4 is het standaard papiersoort dat aan de meeste documenten gekoppeld is. Papiersoort 2 tot en met 4 zijn veel gebruikte etiket-soorten voor matrix-printers (i.v.m. problemen van deze printers in combinatie met Windows adviseert TSD deze printers niet meer te gebruiken) en Novexx. De Novexx-etiketten worden ook gebruikt als etiketten afgedrukt worden op een Avery Denison AP 5.4 printer.

 

Papiersoort 15 tot en met 24 zijn nog niet gedefineerde papiersoorten. Deze 'Vrij' papiersoorten worden gebruikt om nieuwe papiersoorten aan te maken.

 

Papiersoort 25 is het A4 document Liggend. Papiersoort 101 tot en met 138 zijn papiersoorten die gebruikt worden voor het afdrukken van etiketten op een laser printer.

ShowPapiersoort voor bedrijfslogo

WinTree gebruikt voor het afdrukken, faxen en e-mailen van bedrijfslogo’s en voetteksten standaard de bestanden wtheader.BMP en wtfooter.BMP. Deze twee bestanden zijn na installatie van WinTree altijd aanwezig in de map ..\programdata\TSD\wintreedata\headers (in een netwerk zal dit pad W:\headers zijn). De inhoud van deze bestanden is leeg. Als de inhoud van deze bestanden is aangepast (zie aanmaken wtheaders) , dan hoeft in WinTree alleen nog maar te worden aangegeven of op documenten een bedrijfslogo en/of voettekst moet worden gebruikt (zie systeeminstellingen).

 

Het kan echter gebeuren dat bewust gekozen wordt om voor het faxen en/of e-mailen andere bedrijfslogo’s en voetteksten te gebruiken dan bij het normale afdrukken. Dit kan dan worden ingesteld bij de papiersoorten. Omdat bij het gebruik van bedrijfslogo’s en voetteksten vaak met andere marges wordt gewerkt dan de standaard is het raadzaam om een aparte papiersoort aan te maken waarbij de te gebruiken bedrijfslogo’s en voetteksten worden gedefinieerd. Lees de beschrijving in de systeeminstellingen hoe een andere papiersoort aan een document gekoppeld kan worden.

Selecteer een van de 'vrije' documenten (nummer 15 t/m 24).
Verander de omschrijving van de papiersoort in bijvoorbeeld 'Logopapier'. In het kader 'Afdrukstand' en 'Etiket' hoeft niets te worden veranderd. In het kader 'Marges' moeten de juiste marges worden ingegeven. Deze kunnen gelijk zijn aan de WinTree standaard, maar ook afwijken. De standaard waarden zijn Links 300, Rechts, Boven en Onder 500.
Als afwijkende marges worden gebruikt, verander dan de waarde met stappen van minimaal 250, dus van 500 naar 750. Er zijn geen standaard waarden aan te geven, dit zal proefondervindelijk moeten worden vastgesteld.

 


Op het tabblad 'Rapport' kan nu worden aangegeven welke bestanden moeten worden gebruikt voor het afdrukken, faxen en e-mailen. Als er niets wordt geselecteerd, dan zal het standaard bestand gebruikt worden. Gebruik de ' Verkenner'-knop om de juiste bestanden te selecteren. TSD adviseert om aangepaste wtheader.bmp en footer.bmp ook op te slaan in de standaard Header-map.

 

De checkbox 'Logo herhalen op vervolgblad' geldt alleen voor het bedrijfslogo, de header. De voettekst (=footer) wordt alleen op de laatste pagina van het document gebruikt. Sluit het scherm met het kruisje. De aanpassingen worden opgeslagen.

 

Bij het afwijkende papiersoort is het ook mogelijk om het adressenblok op een andere plaats te plaatsen. Indien de X- en Y-coordinaten 0 zijn, wordt de standaard instellingen (ingesteld in de systeeminstellingen) gebruikt. Dit geldt ook voor de positie van de titel van het document.

 

ShowPapiersoort voor etiketten

Voor het afdrukken van etiketten zijn een groot aantal papiersoorten aanwezig. Indien een etiket gebruikt wordt dat weinig afwijkt van een bestaand papiersoort kan dit papiersoort ook aangepast worden. Het is ook mogelijk ook een van de 'vrije'  papiersoorten te veranderen.

 

Selecteer een van de 'vrije'  documenten en pas de omschrijving aan.

 

In het kader 'Etiket' wordt de hoogte en breedte van het etiket ingegeven. De maatvoering in deze twee velden is 2500 = 25 mm. Wordt een papiersoort aangemaakt voor bijvoorbeeld stickers op A4 vellen, neem dan in de hoogte en breedte de ruimte tussen de etiketten mee. Vul 'Naast elkaar'  de hoeveelheid etiketten die naast elkaar staan in en 'Boven elkaar' de hoeveelheid etiketten boven elkaar. Een stickervel met 2 kolommen met in totaal 16 etiketten wordt ingevoerd als 2 naast elkaar en 8 boven elkaar.

 

Vink de checkbox 'Gebruik etiket buffer' aan als de afgedrukte etiketten eerst in een buffer geplaatst worden voordat ze daadwerkelijk worden afgedrukt. Het gebruik van de etiketbuffer voorkomt onnodig verlies van lege etiketten.

 

In het kader 'Marges' worden de marges van bijvoorbeeld stickervellen ingegeven. De maatvoering is hier in mm.  In het kader 'Papier' wordt niets veranderd.

 

Na het aanmaken van het papiersoort moet via de lay-out wizard van het etiket (zie systeeminstellingen) het papiersoort aan het etiket gekoppeld worden. Wordt een papiersoort veranderd dat al aan een etiket gekoppeld is, is dan zal bij het afdrukken van het etiket direkt het aangepaste papiersoort gebruikt worden.

ShowPapiersoort voor grafisch afdrukken

Bepaalde etiketten printers (Avery, TEC, Toshiba) kunnen ook grafisch aangestuurd worden. Hierdoor wordt het mogelijk om op de etiketten ook bedrijfslogo's af te drukken of kunnen meerdere lettertypes gebruikt worden. Om etiketten grafisch af te drukken moet een afwijkend papiersoort aangemaakt worden.

 

Selecteer een van de 'vrije' documenten en pas de omschrijving aan.

 

In het kader 'Etiket' wordt de hoogte en breedte van het etiket ingesteld. Vul ook 'Naast elkaar' en 'Boven elkaar' in. Vink, indien gewenst, de checkbox voor het gebruik van de etiket buffer in. In het kader 'Marges' wordt niets ingevuld.

 

In het kader 'Papier' moet het standaard papiersoort A4 vervangen worden (door middel van de dropdownlijst) in 'Aangepast'. Na het selecteren hiervan komen onder dit papiersoort twee velden beschikbaar. In het veld 'Lengte' wordt de lengte van het etiket in mm ingevoerd. In het veld 'Breedte' wordt de totale breedte van de etiketten, zoals ze naast elkaar opgerold zijn, ingevoerd. Als een etiket bijvoorbeeld 2,5 cm breed is en er zitten 4 etiketten naast elkaar op een rol dan is de breedte 100mm.

 

Onderstaande afbeelding toont een voorbeeld hoe een papiersoort voor grafisch afdrukken van sleufetiketten (25 cm lang, 2,5 cm breed, 4 naast elkaar) eruit kan zien. De getoonde maten kunnen bij gebruik van het zelfde etikettype per printertype afwijken.